Taal en codes

Wanneer computers met elkaar communiceren hebben ze een taal nodig. In de coderingstheorie wordt de gekozen taal een code genoemd.
  • Een taal bestaat uit woorden, die zijn opgebouwd uit symbolen, die worden gekozen uit een alfabet.
  • Een code bestaat uit codewoorden, die zijn opgebouwd uit symbolen, die worden gekozen uit een alfabet.
Voor de code Nederlands kunnen we bijvoorbeeld de volgende tabel opstellen.

code Nederlands
alfabet $\{\texttt{a},\texttt{b},\ldots,\texttt{z}\}$
woord $\texttt{olifand}$
codewoord $\texttt{olifant}$
boodschap $\texttt{de grote olifant}$

Een andere code is de standaard ASCII-code, zie hieronder.

code standaard ASCII
alfabet $\{0,1\}$
woord $1010110$
codewoord $1110000$
boodschap $0110011$ $0101011$ $0110100$

Het niet-bestaande woord $\texttt{olifand}$ is een correct woord in de code Nederlands, want het bevat alleen symbolen uit het alfabet $\{\texttt{a},\texttt{b},\ldots,\texttt{z}\}$. Het woord $\texttt{olifant}$ heeft daarnaast ook een betekenis, daarom noemen we dit een codewoord. Kort gezegd: een codewoord is een woord met betekenis. Hieruit volgt direct dat ieder woord in standaard ASCII tevens een codewoord is.

Let op: codes hebben niets te maken met geheimschriften. Een code is enkel een manier om te communiceren, zonder dat de boodschap geheim hoeft te blijven.